Menu Close

Donderdag 2 augustus,

Dyrhólæy is ons volgend doel. Vanaf Reynisdrangar kun je dit al zien liggen. We zijn hier in 1999 ook al geweest, alleen was het toen zo mistig en koud dat we niet veel konden zien en we niet lang gebleven zijn. Vandaag is het weer in ieder geval stukken beter. Vlak voor ons slaan 4 auto´s van onze oosterburen af richting Dyrhólæy, opzich natuurlijk niet zo bijzonder, ware het niet dat ze met wel 8 meter lange caravans zeulen. De caravans stuiteren dan ook enorm op en neer op deze slechte weg. Regelmatig stapt de voorste chauffeur uit om te overleggen met de rest van de groep. Volgens mij durven ze eigenlijk niet verder, maar ja ook omdraaien is hier vanwege de breedte van de weg geen optie. Uiteindelijk doen we over dit laatste stuk van 6 kilometer ruim 45 minuten. Bij het parkeerterrein hebben de 4 chauffeurs dan ook alle aanwezige ruimte nodig om hun auto´s met caravan kwijt te kunnen. Noodgedwongen zetten wij onze auto in het gras langs de weg. We wandelen eerst een stuk over het strand om te kijken naar de papegaaiduikers. Daarna wandelen we langs de steile klif omhoog richting de vuurtoren. Omdat het nu wel helder weer is kunnen we Dyrhólæy in zijn volle glorie aanschouwen. Ook zien we nu dat langs deze rots ook veel papegaaiduikers zitten, die constant af en aan vliegen. Het landen gaat vaak zo onhandig dat ze of weer van de rots tuimelen en het opnieuw moeten proberen, of ze gooien tijdens de landing een collega papegaaiduier naar beneden. We wandelen weer terug naar de auto. We gaan nog even kijken bij een klif bij het parkeerterrein. De zee beukt hier zo hard tegen aan dat de het water regelmatig tot wel 10 á 15 meter omhoog spat. Als we aan willen rijden komen we Jurgen, Mayke, Friso en Laurens weer tegen. We wisselen weer wat ervaringen en tips uit, waarna we weer afscheid nemen en onze weg vervolgen.Zo rijden we weer verder richting Thórsmörk. We maken onderweg nog korte stops bij de Skogar foss, de Seljalandsfoss en de Gljúfrafoss (kloofbewoner). Deze hebben we op ons vorig verblijf op IJsland al uitgebreid bewonderd, dus kunnen we hier redelijk snel doorrijden. Alleen de Gljúfrafoss krijgt iets meer aandacht. Toen we hier in 1999 waren stond het water zo hoog dat we de kloof niet in konden lopen. Nu kunnen we hier makkelijk zij het dat we van steen tot steen moeten springen makkelijk inlopen. In de kloof wordt je begroet door een flinke nevel wolk waardoor je dus kletsnat wordt. Gelukkig zijn er wat plaatsen in de kloof waar je redelijk uit de wind enigzins droog kunt staan.We vervolgen onze weg over de 249 richting Thórsmörk. Het wegdek is erg slecht en ligt bezaait met stenen en kuilen. Na een 15 kilometer staat we voor de eerste grote doorsteek. Een rivier die vanaf het jökullón meer komt. Omdat we hier alleen staan besluiten we eerst maar even wat te eten. Het water van de rivier is nogal troebel, dus we kunnen niet zien hoe diep het is. Als we klaar zijn met eten en het een en ander hebben opgeruimd zien we in de verte een zwarte jeep en een witte Mitsubishi bus aankomen rijden. Jawel, Jurgen, Mayke, Friso en Laurens in hoogst eigen persoon. Jurgen en Mayke zijn de eerste die naar de overkant rijden, gevolgd door Friso en Laurens. Het water is niet zo diep, dus ook wij volgen met onze wagen. Na een kilometertje rijden slaan Jurgen, Mayke, Friso en Laurens af richting het Jökullón meer. Wij rijden rechtdoor en staan al gauw bij de volgende stroming die vanaf de Steinsholtsjökull komt. We zien alleen auto sporen rechtdoor door het snel stromende water en gaan er dus vanuit dat je hier alleen rechtdoor kunt en dat de diepte van het water wel mee zal vallen. We rijden het snelstromende water in, en hebben het gevoel even met de voeten (lees wielen) van de vloer gaan, maar staan toch veilig aan de andere kant. Dat was wel even schrikken!!! Nog een kilometertje of 5 verder komen we bij de volgende stroming. Deze ziet er best wel ruig uit. Ans stapt in haar doorwaadlaarzen, en zet een stap in de stroming. Ze verdwijnt zowat meteen tot aan haar liezen in het water…… Bij nader inzien rijden we toch maar een stukje verder terug en besluiten te overnachten op een plekje vlak bij Stakkholtsgjá omdat we hier morgen toch willen gaan wandelen.
We genieten nog even van een mooie zonsondergang en gaan slapen.

Vrijdag 3 augustus,

We wandelen de Stakkholtsgjá in. Meteen voorbij de eerste bocht is links een ondiepe grot die aan alle kanten bekleed is met Varens. We lopen de kloof verder in. Links en rechts staan loodrecht oprijzende wanden. Aan het eind van de kloof lopen we links een nog smallere kloof in, en komen aan het eind van deze kloof in een grotachtige ruimte waarin een kleine waterval naar beneden komt. Met de door mos beklede wanden geeft dit alles een heel sprookjesachtige uitstraling. Als we uit de smalle kloof komen gaan we ook nog even een andere zijtak van de grote kloof bekijken. Aan alle kanten komt hier in dunne straaltjes water naar beneden. Het is erg mooi, maar al na een 200 tot 300 meter kunnen we niet meer verder en moeten we omdraaien. Na een korte lunch pauze bij de camper gaan we een stukje verder met de auto. Voor de stroming waar we niet doorheen wilde gaan zetten we de auto neer, en lopen een stukje verder naar een brugje welke ons over de Krossá brengt. We lopen naar de hut bij de camping, en beginnen daar aan de wandeling naar het volgende doel, de top van de Valahnúkur. Dit is een 458 meter hoge berg waarvandaan je een mooi uitzicht moet hebben. Het pad is op plaasten erg steil, en het is dan ook redelijk vermoeiend om boven te komen. Boven vanaf de top heb je inderdaad een mooi uitzicht. Als we het allemaal een beetje hebben gezien dalen we weer af. Dit is een stuk minder vermoeiend en gaat een stuk sneller.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *