05:30 In het Deens, Duits, Engels en een taal die ik niet kan plaatsen wordt het ons duidelijk gemaakt dat we binnen een uur onze hut moeten verlaten en alle onze spullen mee moeten nemen. De oudere man staat meteen op, begint zich aan te kleden, zijn spullen te pakken en is binnen 15 minuten vertrokken. Ik neem even de tijd om te douchen, mijn spullen te pakken en nog wat muziek te luisteren. Ik mag nog minimaal twee uur over de dekken zwalken alvorens we aankomen, dus waarom haasten.
Als iemand van de schoonmaakploeg aanklopt open ik de deur en wens haar een goeden morgen en verlaat de cabine. Het zicht is enkele tientallen meters, dus vermaak ik mij met het rondlopen door de boot. Plek om te zitten is er niet nu alle passagiers in de gangen zijn opeengehoopt. In de gangen ontmoet ik Marcel, en even later ook Evelien. Met hun gezelschap vliegt de tijd weer voorbij en al snel mogen we naar de parkeer dekken om plaats te nemen in de auto’s.
“How long wil you stay in Iceland?” De douaniere kijkt me vriendelijk aan. “Till september 14th” antwoord ik. “Are you travelling alone?” Het lijkt me niet nodig uit te leggen dat ik alleen de eerste 9 dagen alleen reis dus laat ik de uitleg achterwege. Misschien had het wel gescheeld, want nu wordt ik doorgestuurd naar loods 1 om daar mijn auto door de douane te laten controleren. Ik rijd naar loods 1 en probeer in te schatten hoe hoog de deur is. Hooguit twee meter zeventig schat ik. De hoogte van mijn auto is minimaal drie meter. Maar goed, ik ben hierheen gestuurd en wacht braaf tot de deur zich opent. Een forse douanier staat in de deuropening. Kijkt naar mij, vervolgens naar het dak van de camper en dan weer naar mij. “I doubt that this car will fit” zeg ik hem. “I have no doubt. I’m sure” antwoord hij. “This won’t fit”. De douanier stuurt me terug naar loods 4. Terwijl in loods 3 de ene na de andere auto naar binnen gaat sta ik te wachten. Ik sta al een behoorlijke tijd als de deur bij loods 3 een stukje open gaat. Net voldoende om te zien dat de auto die daar al een tijdje binnen staat helemaal is leeg geladen. Ik zie de bui al hangen dat dat met mijn camper zo meteen ook moet en hoewel het me net nog grappig leek om gecontroleerd te worden begin ik me nu te ergeren aan de lange wachttijd onwetend van wat er staat te gebeuren.
Langzaam schuift de witte roldeur van box 1 omhoog. Een jonge vrouw staat in de deuropening en kijkt me met een vriendelijk gezicht aan. Vriendelijk terugkijken dus. Ik mag naar binnen komen en wordt gevraagd mijn paspoort te overhandigen. Een kort praatje volgt over wat ik kom doen, hoe vaak ik geweest ben, hoelang ik wil blijven en wat het doel van mijn verblijf is. Uiteraard wordt ook gevraagd of ik drugs gebruik, en omdat ik inmiddels heb verteld dat Ans ook komt of zij wellicht drugs gebruikt. Uiteraard ontken ik, waarop de hulp wordt ingeroepen van een drugshond. De hond snuffelt eerst rondom de auto, dan in de auto en uiteindelijk ook in de camper. Als de hond weer uit de camper komt is hij duidelijk teleurgesteld dat hij niets heeft gevonden. Ik krijg mijn paspoort terug en mag IJsland betreden.
De Seyðisfjörður is voor mij nieuw terrein. Een van de bezienswaardigheden hier is de Gufufoss. Op internet heb ik de exacte coördinaten al opgezocht zodat ik middels mijn GPS weet wanneer ik de auto mag stoppen. Slechts een paar kilometer voorbij de haven geeft het systeem aan dat ik erg dichtbij moet zijn. Links van de weg zie ik een waterval waarin het water door de kracht van de stroming en val weer terug de hoogte in wordt gesmeten. Even verderop zet Ik mijn auto stil op een klein parkeerterrein. De nog immer aanwezigheid van de dichte mist ontneemt al het zicht, en ik bedenk me dat ik net zo goed mijn spullen weer even kan ordenen voor mijn verblijf op IJsland. Het Deens geld en de euro’s kunnen uit de portemonnee, het paspoort kan uit mijn tas net zo als mijn autopapieren.
Nog steeds rijden regelmatig groepen auto’s voorbij die zojuist de boot hebben verlaten. Als ik uit de auto stap zie ik nu de mist is opgetrokken de Gufufoss in zijn volle glorie staan. De grote hoeveelheid water die als een rechte brede strook naar beneden stort doet mij denken aan de Skogafoss in zuid IJsland. Voor wie van de boot komt is dit de eerste grote “attractie”. De hoeveelheid mensen bij de waterval is dan voor IJslandse begrippen enorm. Ik draai zelf de andere kant in om eerst te gaan kijken naar de waterval die ik voorheen had zien liggen. Een stuk hout waarop jaren geleden de naam van de waterval is geschreven ligt plat op de grond maar leert mij dat het zich hier om de “Efri Uðafoss” moet gaan.
Een grote rots splits het watergeweld in twee afzonderlijke delen waar het heldere water met geweld doorheen wordt geperst. Persoonlijk vind ik deze waterval hoewel kleiner als de Gufufoss interessanter. Ik besluit nog een stukje verder stroomafwaarts te gaan en kom uit bij de “Neðri Uðafoss”. Ook dit is weer een pracht exemplaar.
Weer bij de parkeerplaats aangekomen is het rustig. Nog één andere auto vergezeld die van mij. Ik maak de korte wandeling naar de Gufufoss.
Even later rijd ik verder naar Egilsstaðir. Hier wordt het tijd om te tanken, boodschappen te doen en te kijken of ik ideeën kan opdoen om naar toe te gaan. Eerst bel ik Marianne, een collega IJsland gids die op dit moment met een groep in IJsland aanwezig is. Ze zitten in het zuiden van IJsland bij Kirkjubærklaustur. Het weer is er erg slecht. Al bijna 24 uur niets als regen. Ik weet dan al dat ik nog niet meteen naar het zuiden zal rijden.
Bij de Tourist Information loop ik mijn privé meteoroloog Marcel weer tegen het lijf. Hij zit even verderop met Evelien aan de koffie. Ik schuif bij ze aan terwijl Marcel zijn laptop opstart. Hij laat op de laptop de weersverwachting van de komende dagen zien. Het bevestigd de informatie die ik zojuist uit het zuiden van IJsland ontvangen had. Vrijdag wordt qua weer een rampdag, zaterdag wordt het iets beter, en dan zijn de voorspellingen redelijk te noemen.
Ik neem het besluit om de Mjóifjörður in te rijden. Vorig jaar was ik daar ook, maar draaide na de Klifbrekkafossar weer om. Dit keer wil ik verder de fjord in rijden. Ongeveer negen kilometer voorbij Egilsstaðir rijd ik de weg in met zijn 18% stijgingen en natuurlijk ook afdalingen. De ene na de andere waterval rijd ik voorbij. Grote, kleinen, brede, smalle. Je zou hier overal mooie foto’s kunnen maken, maar mijn eerste stop wordt toch weer de Klifbrekkafossar.
Een paar kilometer verderop stop ik bij de restanten van een gestrand schip. Vroeger moet dit ooit de trots zijn geweest van de kapitein. Nu is het prijsgegeven aan de elementen. De lak is jaren geleden al verdwenen. De enige kleur die het schip nog heeft is roestbruin. De bodem is in zijn geheel verdwenen net zoals de bakboord zijde van het schip. Van de kajuit zijn nog 4 stukken van de wand aanwezig. Onder mijn voeten voel ik af en toe een stuk van het metaal bezwijken onder mijn gewicht. Voorzichtigheid is hier geboden.
Ik rijd verder naar Dalatangi. Hier staat een vuurtoren aan het einde van de fjord. Verschillende keren denk ik dat het niet erg ver meer kan zijn om er vervolgens achter te komen dat er na de bocht nog een volgende bocht komt, en een volgende en een volgende. Nog moe van de korte nacht wil ik niks anders dan op mijn bestemming aankomen en rusten. Een grote oranje smiley geschilderd op een rots zet op mijn gezicht ook weer even een smiley. Veel stenen langs deze route zijn voorzien van bijna fluoriserend oranje smileys. Waarschijnlijk toch bedoeld om de automobilist van de rand van de weg waar geen vangrail maar wel een grote diepte is weg te houden. Na een te lange rit kom ik aan bij Dalatangi. Vuurtoren is misschien een verkeerde benaming.
Ik zou eerder zeggen een vuurhuis. Het knalgeel/oranje vierkante gebouw steekt fel af tegen de grijze lucht die al de hele dag de hemel siert. De vuurtoren blijkt vlak bij een boerderij te staan zodat het mij niet gepast lijkt om hier te overnachten. Een paar kilometer verderop heb ik een zijweggetje gezien waar ik de nacht wel kan doorbrengen. Morgen zie ik wel weer verder.
5 augustus,
Regen teistert de camper. Wind duwt en trekt afwisselend aan de camper. Naar buiten gaan is bijna een hachelijke onderneming. Gisterenavond na het eten besloot ik even op bed te gaan liggen. Het was net 20:00 geweest. Vanmorgen werd ik rond 09:00 weer wakker. Hier aan de kust ver weg van alles en iedereen lijkt me een fijne plaats om de bui uit te zitten, mijn foto’s te bekijken en mijn blog bij te werken.
Mooi verslag Gerry. Ik ben benieuwd naar alle foto’s straks.