Het alarm van mijn eerste telefoon loopt af. We worden rustig wakker met Samskeyti van Sigur Rós. Ondanks het vroege uur is het lekker wakker worden met dit nummer op de achtergrond. Het rustig ontwaken wordt ruw verstoord als mijn tweede wekker afloopt. Ik heb nooit zo veel vertrouwen in de techniek gehad, dus wat mij betreft is één wekker geen wekker, en moet er voor de zekerheid een tweede bij.
Een vlug ontbijt, en dan op naar het vliegveld. Het is maar een kleine 15 kilometer en die afstand is dan ook zo overbrugt. De rijen bij de incheckbalie zijn zoals gebruikelijk overvol zodat we ons begeven naar de digitale check-in. Dat gaat een stuk eenvoudiger. Niet dus! Een paar plaatsen voor ons is iemand bagagelabels aan het printen. Met een handvol van die dingen loopt hij uiteindelijk uit de rij, of nee toch niet. Hij blijft een praatje maken met zijn buurvrouw, en blokkeert daarmee de machine.
Dan is de man voor ons aan de beurt. Hij kan bevestigen dat hij ouder is als 18 als de computer daar om vraagt, maar heeft duidelijk moeite met het verschil tussen zijn ticketnummer en zijn achternaam. De haastige man die achter ons staat grijpt in, en neemt het werk van de man voor ons uit handen. Hij heeft zelf ook nogal haast, want hij is bijna te laat voor zijn vlucht. Wij hebben nog wat tijd te vergooien, dus mag hij wel even voor ons.
Even later hebben wij de formaliteiten achter de rug, heeft Ans haar bagage afgegeven en komt het lastigste deel van deze ochtend. Afscheid nemen. Het voelt erg vreemd om Ans naar huis te laten gaan, en zelf nog te blijven. Een dikke knuffel, een zachte zoen, en nog een en dan is het tijd voor Ans om door de douane te gaan. Ik kijk haar nog even na door de gang en blijf nog even staan nadat ze om de hoek verdwenen is. Ik blijf nog een half uurtje op het vliegveld wachten, en ga dan naar de auto. Ik weet dat het vliegtuig rond 08:00 zal vertrekken en kan de opstijgende toestellen zien. Omdat ik niet weet in welk vliegtuig Ans zit zwaai ik ze allemaal maar uit. (In gedachten natuurlijk, want het zou er wel heel idioot uitzien om daadwerkelijk te gaan zwaaien naar de vliegtuigen die in no time hoog in de lucht zitten.)
Vanwege zaken, waarover ik het later nog wel zal hebben blijf ik in de buurt van Reykjavik, dat wil zeggen op het zuidelijk schiereiland. Ik heb alles hier al verschillende keren gezien, zelf een paar weken terug nog, maar weet niet goed wat ik anders met mijn tijd moet doen. Dus begin ik maar weer bij Gunnuhver, ga vervolgens naar Reykjanesta om daar nog een cache te zoeken en rijd dan door naar Selatangar.
Selatangar is een oud vissersdorpje dat stamt uit de middeleeuwen en tot 1874 nog in gebruik was. Eenvoudige van rotsen opgetrokken restanten van vissershutjes of drooghutten staan op de hoger gelegen delen bij het strand. Hier was ik vorig jaar ook al, maar het weer was toen zo slecht dat fotograferen vrijwel onmogelijk was.
Ik probeer me een voorstelling te maken van hoe de mensen toen woonden. Gezien de restanten die hier nog staan moet dat erg primitief geweest zijn. Zo primitief dat ik wel kan zeggen dat ik die voorstelling niet maken kan.
Tussen de rotsen ligt veel aangespoeld materiaal. Vooral veel grote houten balken, maar ook veel, heel veel afval. Stukken metaal, touw, netten, kratten en ik vind ook nog twee linker laarzen waarvan ik vermoed dat ze hebben behoord aan de man die ook beschikte over twee linker handen.
Het wandelen bij Selatangar is rustgevend, maar levert weinig plaatjes op. Toch loop ik hier een dikke twee uur rond alvorens verder te rijden.
De volgende stop is Krýsuvik. Ook hier ben ik onlangs nog geweest. De lucht voor mij trekt steeds verder dicht. Tussen de bergen zie ik de regen al vallen terwijl achter mij de zon nog schijnt. Dat levert dan zoals gewoonlijk een regenboog op. Ik stop bij het meer Grænalón en pak zo het groene water met de regenboog als overkapping in één plaatje.
Als ik bij Krýsuvik aankom zit ik midden in de bui die ik even tevoren al zag hangen. In de camper zet ik een kopje koffie, en werk mijn achterstand tijdschrift lezen een beetje weg.
Het was vanmorgen vroeg dag, en al snel worden mijn oogleden zwaar. Dan is het weer ideaal om met de camper op vakantie te zijn, want ik ga gewoon even plat. Als ik wakker wordt is de bui verdwenen, en doet de zon zijn best de verloren tijd van somber licht weer goed te maken. Ik pak mijn cameratas en vind mezelf even later terug tussen de hete bronnen van Krýsuvik. Een stijl en glibberig pad voert me verder naar boven dat ik eigenlijk van plan was. Vanaf dat punt heb ik een goed uitzicht, en sta ik ook weer voor een voor mij nieuwe hete bron. Even sta ik op het hoogste punt van de berg. Een druppeltje water valt op mijn hoofd, en nog een en nog een. Een klein buitje denk ik. Dan begint het wat harder te regenen. Ik begin aan de afdaling en bedenk me dat het niet hard genoeg regent om mijn poncho aan te doen. Tegen de tijd dat ik bedenk dat het misschien wel handig was om toch mijn poncho aan te doen ben ik al zo nat dat ik me bedenk dat het nu geen nut meer heeft.
Tien minuten later sta ik door en door nat bij de camper. Broek uit, trui uit, kachel aan (eventjes maar) en terwijl de boel droogt gebruik ik mijn tijd om wat te schrijven.
Is die blauwe doos daar tussen dat aangespoelde materiaal niet een tupperware geocache?