Menu Close

5 september
Gisterenavond genoten we nog van een mooie zonsondergang, dat wil zeggen, de zon verdween al snel achter de bergen, maar de lucht die we daarvoor in plaats kregen, en de wolken die door de bergen trokken maakten veel goed.

Rond vijf uur deze morgen wordt ik wakker van de regen op het dak en de harde wind die rondom de camper slaat. Ik kijk uit het raam naar buiten en kan de bergen of althans de contouren die ik in de nacht zou moeten kunnen zien, niet zien. Wel zie ik de zaklamp van onze medebewoonster op onze “camping” aan gaan. We hebben vandaag namelijk buren in de vorm van een jong meiske dat hier in haar eentje kampeert. Behoefte aan contact heeft ze blijkbaar niet, want ze houdt goed afstand van ons.

Die ochtend zie ik haar in de regen en wind de lijnen van haar tent vast sjorren en wat stenen rondom het tentje leggen. En hoewel ik het meiske best zou willen helpen kan ik me voorstellen dat ze alleen kampeert, en alles ook alleen wil doen. Ik kan me voorstellen dat ik het ook niet prettig zou vinden als dan zo’n oude man plots zijn hulp aanbied en daarmee aangeeft dat hij denkt dat ze het waarschijnlijk niet alleen kan.

Ik houd het tafereeltje wel een beetje in de gaten mocht het uit de hand lopen, maar zie even later dat ze weer in haar tent verdwijnt en het licht uit gaat. Ik doe mijn ogen ook maar weer dicht en slaap verder.

De volgende ochtend kunnen we het extra rustig aan doen. We moeten wachten op laag water in verband met het bezoek aan de Spar Cave. Deze grot is enkel bereikbaar vanaf ongeveer 1 uur voor en 1 uur na laag tij.
Tijdens ons ontbijt kijk ik toe hoe ons buurmeiske dapper in de regen haar tent afbreekt. Ze kijkt geen moment naar onze camper, dus ga ik er maar weer van uit dat ze het best alleen op kan lossen. Niet veel later vertrekt ze met alles wat ze bij had in een rugzak uit ons zicht.

Wij gaan alvast een stukje rijden om dicht bij de Spar Cave te zijn en daarmee zeker zijn van een plekje om te parkeren. We hebben werkelijk geen idee of het hier druk zal en kan zijn. Een paar kilometer voor onze bestemming duikt de weg behoorlijk steil naar beneden. Er doemen al scenario’s door mijn hoofd waarbij we door een tractor weer terug omhoog getrokken moeten worden. Naar beneden gaat in ieder geval prima, dus voorlopig zitten we goed.

Op de plaats waar we moeten zijn vinden we met moeite een parkeerplaatsje. Niet dat het hier zo druk is, maar er is simpelweg geen plaats. We vinden uiteindelijk een plekje vlak naast een huis. Hier moeten we nog even wat geduld hebben alvorens het water ver genoeg is gezakt zodat we de grot kunnen betreden.

Omdat ik altijd denk dat mensen graag overdrijven ga ik er van uit dat de een uur voor, en een uur na laag tij een beetje overdreven is. Anderhalf uur is ook vast mogelijk, en met een beetje geluk twee uur ook wel.

We beginnen dan ook ruim op tijd en goed voorbereid aan onze wandeling. We weten dat het er waarschijnlijk erg nat, koud en modderig is. Ingepakt in onze regenkleding beginnen we aan de wandeling. Die is niet erg lang, hemelsbreed hooguit 250 meter. Ruim voor laag tij staan we bij de vloedlijn. Het is moeilijk in te schatten of we hier op de goede plek zijn. Zodra het water wat verder is gedaald en we om het hoekje kunnen kijken zien we nog twee mensen meer staan op een plek die onze doellocatie in ieder geval dicht benaderd. Ook zij wachten op het water dat maar niet snel genoeg zakt.

We doden de tijd door wat met elkaar te praten over koetjes en kalfjes, of moet ik zeggen cows and calfs, en dan nog weet ik niet met welk accent ik dat zou moeten doen. Maar goed, Vader en zoon, John en Bruce komen uit Duitsland hierheen. John komt oorspronkelijk uit Edinburgh, en nu zijn vrouw weer moet werken en hij nog vakantie heeft neemt hij de gelegenheid waar om zijn zoon Schotland te laten zien. Zijn vrouw houd meer van Egmond aan Zee, wat aan John weer niet besteed is.

En zo leer je best snel iemand kennen in het uur waarin we regelmatig kijken of het water nog niet ver genoeg gezakt is zodat we eindelijk naar de grot kunnen. En het is echt waar, de grot is toegankelijk vanaf ongeveer een uur voor laag tij, en niet anderhalf uur voor laag tij. Het is niet echt heel makkelijk om met je voeten op de gladde stenen je balans te houden terwijl je met je handen in de gaten tussen vlijmscherpe stenen je houvast moet zien te vinden. Maar de inspanning wordt beloond. Droog komen we aan het begin van de kloof.

Vanaf het begin van deze kloof is het nog 50 meter tot aan de ingang van de grot, en hoewel het water hier al weg is, moeten we toch op onze hoedde blijven. De stenen zijn glad, en als je probeert je voeten neer te zetten op het wier heb je ook best kans dat je enkel diep in het water komt te staan. Even later staan we aan de ingang van de grot die we gewapend met onze zaklampen betreden.

Al vanaf het eerste moment zijn we onder de indruk van wat we zien. Mooie kalkformaties sieren de wanden. Langs een erg steile en erg glad uitziende rotspartij moeten we onze weg naar boven zien te vinden. Een dun laagje water spoelt continu over de rotsen.

Ik zet een voet op de rots en tot mijn verbazing zijn de rotsen erg stroef. Ik zal nog net niet zeggen dat je er zo tegen omhoog loopt, maar met handen en voeten is het eenvoudig te doen. Eenmaal boven bevinden we ons tussen de meest prachtige kalkformaties die ik ooit gezien heb. Deze aanblik is genoeg voor onze extra dag op Skye. Nadat ik eerst goed heb rondgekeken begin ik met het schieten van wat foto’s. Natuurlijk met lange sluitertijden en door alles te beschijnen met onze zaklampen. Het resultaat valt me niet tegen. Volgens mij zitten er best een paar mooie platen tussen.


De grot was aan het begin van de vorige eeuw nog vele malen mooier, maar ook toen waren er al souvenir jagers die stukken stalagmiet en -tiet afbraken en mee namen als aandenken voor thuis.
De grot werd ooit beschreven door Sir Walter Scott. Hij schreef: And over his head the dazzling Spars, gleam like a firmament of stars. In Gaelic heette de grot Sloched Altrimen, Grot van de zuigeling. Een prinses, natuurlijk een prinses, Dounhuila, raakte zwanger van de zoon van een van de vijanden van haar vader. Een zoon werd geboren, en uit angst voor de reactie van haar vader verstopte ze het kind in de grot. In de grot zaten ook meerminnen die met hun gezang iedereen op afstand hield. En natuurlijk eindigt het verhaal met ze leefde nog lang en gelukkig, want de prinses trouwde met haar geliefde, en de verstopte zoon mocht naar huis komen.

Als ik uiteindelijk denk dat ik alle hoeken wel op de foto heb staan wordt het tijd voor de terugweg. De “trap” omhoog is bij de afdaling een stuk lastiger dan toen we omhoog kwamen. Of in ieder geval lijkt hij lastiger. We doen er wat langer over voordat we beneden zijn. Het water is inmiddels zover gedaald dat het niet zo moeilijk is om weer terug te keren naar het pad en terug te wandelen naar de camper.

Op de terugweg denk ik weer aan die steile weg naar beneden. Volgens mij is dit het steilste stukje Skye waarop we hebben gereden. Ik schakel al bij voorbaat terug naar de eerste versnelling en geef behoorlijk wat gas als we aan de klim beginnen. De motor krijgt het even zwaar te verduren, en er zijn momenten waarop ik bang ben dat we het niet gaan redden. Maar onze camper geeft het niet op, en hortend en stotend komen we aan op het hoogste punt en weet ik dat we de rest van de weg ook wel zullen halen.

We laten Elgol achter ons, en rijden weer naar de brug die Skye verbind met het vaste land. Dit keer steken we de brug maar één keer over. Niet ver van de brug vinden we een camping waar we de nacht zullen doorbrengen.